Mini Volley Academy

Lichaamspatronen

2 spelers

Gebruik van dezelfde lichaamshelft.

De trainer vraagt om de hand en de voet aan dezelfde zijde te gebruiken (linkervoet vooruit/linkerhand vooruit bij het gooien). Symmetrie: rechtervoet / rechterhand.

Gebruik van de tegenovergestelde lichaamshelft.

De trainer vraagt om de hand en de voet aan de tegenovergestelde zijde te gebruiken (rechtervoet vooruit/linkerhand vooruit bij het gooien. Symmetrie: linkervoet / rechterhand.

In het eerste geval zien we een homolateraal lichaamspatroon (zelfde lichaamshelft). Dit patroon is karakteristiek voor receptie, verdediging met één arm en het voorbereiden van aanval en opslag.

In het tweede geval zien we een contralateraal lichaamspatroon (tegenovergestelde lichaamshelft). Dit patroon is kenmerkend voor het slaan op de bal bij aanval en opslag.

Dit betekent dat de speler leert om zijn lichaam te organiseren in functie van de volleybaltechnieken.

3 spelers

Gebruik van dezelfde lichaamshelft.

Gebruik van dezelfde lichaamshelft. (linkervoet vooruit/linkerhand vooruit bij het gooien). Symmetrie: rechtervoet / rechterhand.

Gebruik van de tegenovergestelde lichaamshelft .

Gebruik van de tegenovergestelde lichaamshelft (linkervoet/rechterhand bij het gooien).

De bal gooien met 2 handen.

De bal gooien met 2 handen en één voet schuin voorwaarts plaatsen.

De onderste lichaamshelft breder maken/spreiden

De speler staat 90° gedraaid t.o.v. het net. De bal wordt achter de speler gegooid, die de heupen open draait en de voet zijwaarts zet om de bal te vangen. Op die manier ontwikkelen we de capaciteit om de onderste lichaamshelft breder te maken en zo bij de bal te raken.