Mini Volley Academy

Uitgangspunt

De bal kan zich op drie mogelijke manieren gedragen:

Over en onder (organisatievorm)

Dit is een basisoefening die op alle niveaus gebruikt wordt (van gooien/vangen tot echte volleybaltechnieken).

De bal met één hand gooien.

De enige opdracht is de bal met één hand gooien.

Gooien en vangen

De kinderen gooien en vangen de bal zonder bijkomende opdrachten van de trainer. De organisatie (bal over, speler onder het net) is dezelfde als hiervoor getoond.

In de bovenstaande oefeningen zien we al een aantal karakteristieken van het volleybal:

Wat observeert de trainer?

  1. De heupen zijn op hoog of middelhoog niveau (de knieën lichtjes gebogen).
  2. Wanneer begint de speler te lopen naar de andere kant? Bij het gooien of nadat de bal weg is?
  3. Is er een voorkeur:
    • bij het plaatsen van de voeten
    • in de richting waarin gedraaid wordt
Opmerkingen:

Deze facetten (patronen) moeten getraind worden in de opwarming.